Omdat onder het trefwoord "keuringen" diverse zaken door elkaar lopen, lijkt het mij handig om te proberen wat zaken op een rijtje te zetten.
Volgens mij kost een CvO-keuring gewoon te veel. Ik zal dat zo uitleggen.
Uiterlijk 31 december 2018 moet elk schip, dat langer is dan 20 meter of meer volume heeft dan 100m3 (lengte x breedte x diepte) over een CBB (Communitair Binnenvaartcertificaat voor Binnenvaartschepen) beschikken. Daarna mag een dergelijk schip zonder CBB nergens binnen de EEG (Europese Economische Gemeenschap) meer varen en is het niet meer dan een hoeveelheid oud ijzer en dus praktisch onverkoopbaar.
Een lagere (overheids)instantie heeft zich ALTIJD te schikken naar een hogere (overheids)instantie. Dit betekent, dat EEG-landen zich niet kunnen onttrekken aan wat in EEG-verband besloten is.
Het CESNI (Comité Européen pour l' élaboration de Standards dans le domaine de la Navigation Intérieure - in het Nederlands: Europees Commité voor de opstelling van standaarden in de binnenvaarrt) heeft ES-TRIN (European Standard laying down Technical Requirements for Inland Navigation vessels - in het Nederlands: Europese Standaard tot vaststelling van technische voorschriften voor binnenschepen) het licht doen zien. De laatste versie daarvan (ES-TRIN 2017/1) is op 6 juli 2017 aangenomen en sindsdien van kracht.
Om een CBB te kunnen krijgen, dient een CvO (Certificaat van Onderzoek) overlegd te worden. Voor een CvO dient een onderzoek plaats te vinden overeenkomstig de eisen van ES-TRIN 2017/1.
In Nederland is ILT (Inspectie Leefomgeving en Transport) de toezichtthouder van het ministerie IM (Infrastructuur en Milieu).
Tot zover diverse begrippen.
ILT heeft haar taak, om toezicht te houden op technische eisen aan binnenschepen, gedelegeerd aan een aantal "keurders", waaronder een onderlinge verzekeringsmaatschappij met een zo goed als monopoliepositie.
Dat laatste verdient, mijns inziens, op z'n zachts gezegd, alles behalve een schoonheidsprijs Immers, met twee petten op, ligt belangenverstrengeling op de loer en zelfs de schijn daarvan zou vermeden moeten worden.
Bij een keuring vanwege een aanvraag tot verzekering van een schip (dat heeft helemaal NIETS met een CvO-keuring of een CBB te maken!), wordt ook de kwaliteit van het onderwaterschip onderzocht (huiddikte minimaal 4 mm) om onnodig financieel risico te voorkomen. Voor zo'n verzekeringskeuring worden GEEN kosten in rekening gebracht omdat die reeds in de premies zijn verwerkt.
De kosten van een CvO-keuring worden wél in rekening gebracht. De basis van die kosten wordt gevormd door de tijd die voor zo'nonderzoek wordt ingeschat.
En nu komt het.
Het ES-TRIN 2017/1 bevat GEEN meetrbare criteria voor de huiddikte van het onderwaterschip. Heb ik ongelijk? Laat me dit dan weten, met artikel-/lidnummer. Het ES-TRIN 2017/1 is op te halen middels
https://www.cesni.eu/wp-content/uploads ... 017_nl.pdf.
Het ILT heeft haar bevoegdheden als toezichthouder overtreden door zich als wet- en regelgever op te stellen en van de keurders te eisen, dat ze de huiddikte op kwaliteit onderzoeken. In Nederland geldt "Trias politica". Dit betekent een scheiding tussen de wetgevende, uitvoerende/controlerende en rechtsprekende/toetsende macht. Omdat ILT toezichthouder is en dus tot de uitvoerende/controlerende macht behoort, heeft zij niet de bevoegdheid voor wet- en regelgeving. Het spreekt vanzelf, dat het ministerie ook tekortschiet door ILT niet op de vingers te tikken.
Omdat de keurders daardoor onnodig tijd besteden aan het onderwaterschip, zijn de kosten voor een CvO-keuring dus onnodig hoog.
Dit betekent, dat het antwoord op de vraag: "CvO-keuring, wat kost dat?" gewoon: "Te veel" is.
Maar er speelt nog een belangrijk punt.
Het spreekt vanzelf, dat de eis van ILT, de betreffende verzekeringsmaatschappij niet onwelkom is. Immers, elke scheepseigenaar die zijn/haar verstand een beetje gebruikt,zet zijn/haar schip niet 2 keer droog en laat in 1 keer zowel de verzekeringskeuring als de CvO-keuring doen.
Je zou mogen verwachten, dat een CvO-keuring door die verzekeraar goedkoper zou zijn omdat de kosten voor het onderzoek van het onderwaterschip reeds zijn verwerkt in de verzekeringspremies. Maar dat zou natuurlijk concurentievervalsing zijn t.o.v. de andere keurders en dan zouden die wel gaan morren.
Wat nu gebeurt, is, dat de onrechtmatig verkregen inkomsten voor het onnodige deel van het CVO-onderzoek terugvloeien naar een deel van de verzekerden met een speciale status, die gezien kunnen worden als "aandeelhouders", i.p.v. dat de premies overeenkomstig lager worden. Daarom zouden eigenlijk de overige verzekerden moeten morren. Maar wat niet weet, wat niet deert ;-(
Deze situatie is een beetje vergelijkbaar met de goudmijn voor het openbaar vervoer, dat per jaar miljoenen extra onrechtmatig verkregen inkomsten verwerft door mensen die vergeten uit te 'checken' en waarvoor het (te) lastig is (gemaakt) om dat te corrigeren. Ook daar worden die onrechtmatig verkregen inkomsten niet omgezet in lagere tarieven maar vloeien ze in de zakken van aandeelhouders.
Ook in de huidige situatie waarin de verzekeringsmaatschappij niet direct op prijs oneerlijk concureert met de andere keurders, zouden de laatste moeten gaan morren. Immers, het terug laten vloeien van een deel van de CvO-kosten naar een deel van de aanvragers, is een verkapte vorm van oneerlijke concurentie.
Ook deze praktijk ondersteunt de mening, dat een CvO-keuring te veel kost.
Tenslotte blijkt ook, dat het nogal eens voorkomt, dat keurders zaken willen onderzoeken c.q. eisen daaraan stellen, die wel voor de beroepsvaart gelden maar niet voor de pleziervaart (zie hoofdstuk 26 van ES-TRIN 2017/1) en daardoor ook onnodige kosten veroorzaken. Leidend voor ES-TRIN 2017/1 is, voorover er geen meetbare criteria worden genoemd, het beginsel van "klaarblijkelijk" gevaar. "Klaarblijkelijk" betekent; op het eerste gezicht en dus zonder het doen van nader onderzoek.
Zo, dit was een heel verhaal, maar ik hoop(te) een aantal mensen hiermee en plezier te doen.